Hoe Den Haag de stad van vrede en recht is geworden

Abstract

"125 jaar geleden kwamen diplomaten, juristen, militaire experts en vredesactivisten in Den Haag bijeen bij de Eerste Haagse Vredesconferentie. Zij legden de basis voor de huidige internationale gerechtshoven en tribunalen en sloten nieuwe verdragen af, die Den Haag wereldwijd als stad van vrede en recht bekend makten. In een nieuw boek vertel ik het verhaal van de conferenties en hoe zij de stad en de moderne wereldorde vorm hebben gegeven."

Benjamin Duerr is een Duits-Nederlandse jurist, diplomaat en schrijver. 

Tijdens een viering van 125 jaar vrede en recht in Den Haag in mei zal de burgemeester van Den Haag, Jan van Zanen, het eerste exemplaar van ‘De droom van Den Haag: De Haagse Vredesconferenties en het ontstaan van een nieuwe wereldorde’ in ontvangst nemen. Vertegenwoordigers van politiek, de vredesbeweging en anderen delen hun perspectieven op de geschiedenis, het heden en de toekomst van vredesopbouw.

Toen de regeringen van Rusland en Nederland aankondigden dat zij in de zomer 1899 een internationale conferentie zouden organiseren, reageerde de wereld verbaasd. Niet alleen de agendapunten, zoals een beperking van de bewapening en het ontwikkelen van multilaterale procedures voor de beslechting van geschillen, leek illusionair. Ook de plek waar de conferentie zou plaatsvinden was verbazingwekkend.

Tot laat in de negentiende eeuw werd Den Haag gezien als een slaperige stad, die vooral bekend was vanwege het koninklijk hof, maar internationaal weinig belangstelling trok. De Britse gezant in Nederland in de jaren 1880 en 1890, Sir Horace Rumbold, schreef in zijn memoires diplomatiek dat Den Haag ‘van interessante, maar niet boeiende aard’ was, ‘in wezen een observatiepost’.

Met de opening van de conferentie op 15 mei 1899, dat bekend werd als de Eerste Haagse Vredesconferentie, veranderde echter de geschiedenis van Den Haag, de diplomatie en het internationaal recht. Vertegenwoordigers van 26 staten bespraken voorstellen voor een beperking van de bewapening en het verbod van bepaalde wapentypen; zij bereikten voor het eerst overeenstemming over bindende regels voor de oorlogsvoering; en zij besloten tot de oprichting van het Permanent Hof van Arbitrage zodat staten een instrument hadden om hun conflicten vreedzaam op te lossen.

Toen een tweede conferentie in 1907 bijeen werd geroepen, namen nog meer staten deel en had Den Haag wereldwijde bekendheid als stad voor hoop en idealen bereikt. Overal in de stad vonden naast de officiële onderhandelingen bijeenkomsten plaats. Den Haag trok activisten aan die steun zochten voor een Joodse staat, de wereld op het geweld tegen Armeniërs in het Ottomaanse Rijk wilden waarschuwen en de onafhankelijkheid van Congo eisten.

Mijn nieuwe boek, ‘De droom van Den Haag’, neemt lezers mee naar de verschillende plekken waar mensen uit de hele wereld hun ideeën voor vrede en recht ontwikkelden. Het laat zien hoe Den Haag binnen een paar jaar een wereldwijde reputatie heeft opgebouwd die tot op de dag van vandaag bestaat. Ik vertel het verhaal van de Haagse vredesconferenties vanuit het perspectief van vier hoofdrolspelers die de grote bewegingen en ideeën representeerden.

De Russische jurist Friedrich Fromhold Martens was nauw betrokken bij de voorbereidingen en de onderhandelingen. Op de conferentie in 1899 stelde hij een artikel op die bekend werd als de Martens clausule en nog steeds als cruciaal element van het internationaal humanitair recht wordt beschouwd. De Oostenrijkse vredesactiviste Bertha von Suttner organiseerde in haar hotel diners voor selecte groepen deelnemers en gaf meerdere lezingen. Zij hoopte dat de Haagse vredesconferenties tot de afschaffing van oorlogen zouden leiden en vertegenwoordigde met haar ideeën de vredesbeweging. De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Willem Hendrik de Beaufort, moest een balans vinden tussen de nationale publieke opinie en internationale ambities. De Amerikaanse marineofficier en strateeg Alfred Thayer Mahan daarentegen probeerde elke afspraak tegen te houden die de groei van de Verenigde Staten als opkomende grootmacht zou beperken.

In Den Haag vormden de verschillende ideeën van idealisten en realisten de discussies. De conferenties konden het uitbreken van oorlogen niet altijd voorkomen, maar zij legden wel de basis voor de huidige internationale gerechtshoven en tribunalen, zoals het Internationaal Gerechtshof dat zijn zetel in het Vredespaleis heeft. De Haagse Conventies uit 1899 en 1907 over het oorlogsrecht droegen wezenlijk bij aan de groei van het moderne internationaal humanitair recht. En concepten zoals ontwapening en wapenbeheersing, multilaterale onderhandelingen en internationale organisaties die toen ontstonden, kwamen in de twintigste eeuw terug.